-
1 catalogue
n. catalogus, (gedetailleerde lijst)--------v. in catalogus brengencatalogue12 (was)lijst ⇒ rits, opsomming————————catalogue2 -
2 aesthetic
adj. esthetisch, 〈 Amerikaans-Engels spelling ook〉 esthetic [ ie:sθettik], aesthetical, 〈 Amerikaans-Engels spelling ook〉 esthetical [ ie:sθettikl] 〈 aesthetically〉 -
3 anaesthetic
adj. verdovingsmiddel; slaap middelanaesthetic1————————anaesthetic2 -
4 canvass
n. uitpluizen, onderzoeken, bespreken; (stemmen)werving--------v. uitpluizen, onderzoeken, bespreken; (stemmen)wervingcanvass1————————canvass2♦voorbeelden:2 the candidate is canvassing the slums today • de kandidaat ‘doet’/bewerkt vandaag de achterbuurten3 canvass for a magazine • colporteren voor/leuren met een weekblad -
5 goodbye
interj. dag! (uitroep bij afscheid)--------n. dag, tot ziensgoodbye1♦voorbeelden:————————goodbye2 -
6 staunch
-
7 woolly
adj. wollen, van wol; onduidelijk, vaag, wollig--------n. Wollen ondergoed; wollen trui, wollen vestwoolly1, 〈 Amerikaans-Engels spelling ook〉 wooly [ woelie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: woollies〉 〈 voornamelijk meervoud〉1 wolletje ⇒ trui, wollen kledingstuk/ondergoed————————woolly21 wollen ⇒ wollig, van wol2 onduidelijk ⇒ vaag, wollig, warrig -
8 counsellor
n. raadgever, adviseur1 adviseur ⇒ consulent(e); 〈 in het bijzonder Amerikaans-Engels〉 (studenten)decaan, beroepskeuzeadviseur -
9 cosy
adj. gezellig; huiselijk (warm)--------n. theemuts, eierwarmercosy1, 〈 Amerikaans-Engels spelling voornamelijk〉 cozy [ koozie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: cosies〉1 theemuts————————cosy21 knus ⇒ behaaglijk, gezellig -
10 carousel
n. carrousel, draaimolen, mallemolen -
11 cosy up
cosy up -
12 glamour
n. "Glamour", Amerikaans maandblad voor vrouwen inzake verscheidene onderwerpen (gezondheid, schoonheid, carrière, geld, enz.)1 betovering ⇒ bekoring, schone schijn♦voorbeelden:cast a glamour over • betoveren, bekoren -
13 Manilla
n. Manilla (hoofdstad van Filippijnen) -
14 amoeba
n. amoebe (eencellig diertje in water en darmen)1 amoebe -
15 diarrhoea
-
16 moustache
n. snor1 snor -
17 offence
n. overtreding, misdrijf; aanval1 overtreding ⇒ misdrijf, delict, misdaad2 belediging ⇒ aanstoot, ergernis♦voorbeelden:make an act an offence • een daad strafbaar stellencause/give offence to someone • iemand beledigentake offence at • aanstoot nemen aanhe is quick to take offence • hij is lichtgeraaktno offence (meant) • het was niet kwaad bedoeld -
18 prologue
n. proloog, voorwoord -
19 shanty
-
20 aegis
n. aegis; schild, schut, bescherming: (Griekse Mythologie) schild van Zeus of Athene1 aegis ⇒ aegide, bescherming♦voorbeelden:
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский